Logo van Gemeente Noordoostpolder dat doorverwijst naar de homepage van Gemeente Noordoostpolder
Logo van Gemeente Noordoostpolder dat doorverwijst naar de homepage van Gemeente Noordoostpolder

LIOR - Verhardingen

Gehighlighte tekst: Arjan Leijenhorst (0527) 63 35 97 of a.leijenhorst@noordoostpolder.nl

Algemeen

Regelgeving en richtlijnen

De verhardingen in het openbaar gebied moeten voldoen aan de volgende richtlijnen:

  • Wegen binnen de bebouwde kom: inrichten volgens CROW publicatie 740 - ASVV 2021 ‘Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom’.
  • Wegen buiten de bebouwde kom: inrichten volgens CROW publicaties 328 t/m 330 ‘Handboek Wegontwerp’. Let hierbij op het onderscheid in wegcategorie (erftoegangsweg type I en II en gebiedsontsluitingsweg).
  • Hanteer bij de (her)inrichting van buitenwegen de wegcategorisering zoals vastgesteld in het Mobiliteitsplan 2030.
    (Detailkaart opvraagbaar via contactgegevens bovenaan de pagina.)

Ontwerpeisen

  • Leg bouwwegen zoveel mogelijk op de plaats van de definitieve wegen aan.
  • Elk plan (inbreiding en uitbreiding) dient tenminste twee aansluitingen op de (bestaande) ontsluitende infrastructuur te krijgen.
  • De afwatering en ontwatering van verhardingen moet gewaarborgd worden door voorzieningen op gemeentelijk terrein. Afwatering mag niet plaatsvinden naar privéterrein.
  • Voor afschot / verkanting gelden de volgende uitgangspunten:
    • Asfaltverharding: 2,5% ofwel 1:40
    • Betonverharding: 2,0% ofwel 1:50
    • Elementenverharding: 2,5% ofwel 1:40
    • Tegelverharding: 2,0% ofwel 1:50
    • Waterdoorlatende verharding: 1% ofwel 1:100
    • Tuinen: 2% ofwel 1:50
  • Per project moet de noodzaak voor een wegfundering-/verhardingsadvies worden beoordeeld en worden voorgelegd aan de wegbeheerder.
  • Als een wegfundering-/verhardingsadvies vereist is moet de levensduur worden aangetoond op basis van verhardingsberekeningen. Voor de verkeersintensiteiten en verkeersbelastingen gelden de volgende uitgangspunten:
    • Verkeersintensiteiten volgens het ‘Verkeersmodel 2040’.
    • Erftoegangswegen: 60 vrachtwagens per rijrichting per dag, een groeipercentage van 3% per jaar en een ontwerplevensduur van 60 jaar.
    • Gebiedsontsluitingswegen 250 vrachtwagens per rijrichting per dag, een groeipercentage van 3% en een ontwerplevensduur van 40 jaar.
    • Bedrijfswegen en bedrijfsafritten: circa 100 vrachtwagens per rijrichting per dag.

Wegen

Algemeen

  • In 30-km gebied geen rijwegen van asfalt, met uitzondering van gebiedsontsluitingswegen 30-km (zogenaamde GOW30).
  • Bij de (her)inrichting van 30-km gebieden streven naar een maximale rechtstand van 100 m. Bij rechtstanden groter dan 100 m een snelheidsremmende maatregel toepassen.
  • Bij erftoegangswegen buiten de bebouwde kom, in aansluiting op de wegcategorie uit het Mobiliteitsplan, markering toepassen volgens CROW-publicatie 329 ‘Handboek wegontwerp 2013 - Erftoegangswegen’:
    • ETW type I, géén belangrijke fietsroute (verhardingsbreedte minimaal 4,50 m)
      Uitwijkstrook, breedte incl. markering 0,35 m - 0,50 m, breedte rijloper min. 3,50 m
      1-3 markering 0,10 m breed (zie optie A in afbeelding)
    • ETW type I én belangrijke fietsroute (asfaltbreedte minimaal 4,50 m): suggestiestrook, breedte incl. markering 1,0 m - 1,5 m, breedte rijloper min. 2,50 m 1-1 markering 0,10 m breed (zie optie B in afbeelding)
    • ETW type II: in principe geen markering

Materialen

Tabel: Standaard verhardingsmaterialen met toe te passen diktes

Wegcategorie

Asfaltverharding

Elementenverharding

Betonverharding

Gebiedsontsluitingswegen (binnen en buiten de bebouwde kom)

X

Bedrijventerreinen

X

Erftoegangswegen

(buiten de bebouwde kom)

X

Erftoegangswegen

(binnen de bebouwde kom)

Gebakken klinker,
dikte 80 mm

Parkeervakken

Gebakken klinker,
dikte 80 mm

Fietspaden en bushaltes

X

  • Bij asfaltverhardingen:
    • de laagopbouw, laagdiktes en mengseleigenschappen bepalen op basis van verhardingsberekeningen.
    • de deklaag altijd warm tegen warm draaien.
    • een fundering van minimaal 250 mm menggranulaat 0/31,5 mm toepassen.
    • markering en belijning toepassen van thermoplastisch materiaal.
  • Bij elementenverhardingen:
    • bij aanwezigheid van een fundering een straatlaag toepassen van 50 mm straatzand.
    • van gebakken klinkers: uitsluitend kwaliteit A4-12 toepassen.
    • van betonstraatstenen en gebakken klinkers: afstrooien en invegen met brekerzand.
    • van betontegels: afstrooien en invegen met straatzand.
    • alle bestratingsmaterialen pasmaken door middel van zagen (niet knippen).
    • markering en belijning bij voorkeur uitvoeren in (witte) elementenverharding. Bij uitzondering en in overleg met de wegbeheerder kan worden gekozen voor wegenverf.
  • Halfverharding / halfopen verharding / waterdoorlatende verharding (zoals grasbetontegels) uitsluitend toepassen in overleg met de wegbeheerder. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in twee categorieën:
    • Waterdoorlatende verharding die volgens de voorwaarden van waterschap Zuiderzeeland 100% meetelt in de toename van verhardingen bij nieuwbouw. Denk hierbij aan het toepassen van grasbetontegels in parkeervakken zonder waterbergende fundering, dus gewoon op het zandcunet. Dit is vanuit wegbeheer de voorkeursoplossing en kan zonder overleg met het waterschap in de bestaande bebouwde omgeving worden toegepast.
    • Waterdoorlatende verharding die volgens de voorwaarden van waterschap Zuiderzeeland 50% meetelt in de toename van verhardingen bij nieuwbouw. Hiervoor gelden aanvullende eisen ten aanzien van de aanleg, afwerking, waterdoorlatendheid van de fundering en de wijze van onderhoud. Deze toepassing is vanuit wegbeheer niet wenselijk en is alleen bespreekbaar als dit aantoonbaar de beste oplossing is om aan de eisen voor waterberging te voldoen.
  • Bij alle typen verharding de uitvoeringseisen hanteren zoals opgenomen in de Standaard RAW Bepalingen (laatste versie), tenzij de LIOR op onderdelen anders voorschrijft.

Kantopsluitingen

  • Bij wegen binnen de bebouwde kom kantopsluitingen toepassen (trottoirband of opsluitband).
  • Bij de kantopsluiting van rijwegen langs een groenstrook (zonder achterliggende verharding) de banden stellen in specie en een steunrug aanbrengen achter de band. Indien gekozen wordt voor een opsluitband is de minimale afmeting 150x250 mm.
  • Bij haakse parkeervakken:
    • Langs de rijweg bochtbanden of hoekblokken R=0,45 m (minimaal) toepassen, géén hoekstuk 90°. NB. Hoekblokken alleen toepassen bij een achterliggende verharding van betontegels, bij groenstroken bochtbanden toepassen.
    • Aan de achterzijde van het vak een bochtband (R=0,50 m inwendig minimaal) of een hoekblok (R=0,25 m minimaal) toepassen in verband met straatvegen.
  • Bij langsparkeervakken:
    • Hoekstukken 135° of bochtbanden (R=0,50 m inwendig minimaal) toepassen.

Verkeersgeleiders

Materialen

  • Kantopsluiting van verkeersgeleiders uitvoeren met trottoirbanden met RWS-profiel 110/220 mm met uitgewassen deklaag met witte steenslag en wit cement.
  • De verkeersgeleiders tussen de trottoirbanden uitvoeren in beton met creteprint met cobblestonemotief, kleur grijs.

Inritconstructies naar particulier terrein

Materialen

Bij inritten naar particulier terrein wordt onderscheid gemaakt in twee situaties:

  • Het trottoir ligt direct tussen de rijweg en het particuliere erf:
    • Inritbanden / inritblokken met een minimale diepte van 600 mm.
      Een inritband zorgt voor beter loopcomfort doordat de dwarshelling van het trottoir gelijk blijft. De diepe inritband voorkomt schades bij steeds zwaardere en lagere auto’s.
  • Het trottoir ligt achter een groenstrook langs de rijweg:
    • Inritverloopbanden behorend bij de kantopsluiting van de rijweg.
      Vanwege de ruimte tussen de rijweg en het trottoir heeft de inritverloopband geen negatief effect op het loopcomfort en de dwarshelling van het trottoir. De inritverloopband is bovendien comfortabeler voor auto’s dan inritbanden.
  • Betontegels 300x300x60 mm met klein facet bij licht belaste inritconstructies in woonstraten.

Uitritconstructies

Regelgeving en richtlijnen

  • Ontwerp volgens CROW-publicatie 344 ‘Richtlijn drempels, plateau’s en uitritten’.
  • Zorg voor een duidelijk herkenbare uitritconstructie, gekenmerkt door:
    • een verhoogd, doorlopend trottoir langs de doorgaande weg
    • inritblokken aan beide zijden van de uitrit
    • de afwezigheid van bochtbanden

Materialen

  • Inritbanden / inritblokken met een minimale diepte van 600 mm.
  • Betontegels 300x300x60 mm met klein facet bij licht belaste uitritconstructies in woonstraten
  • Betontegels 200x200x80 mm bij zwaar belaste uitritconstructies, bijvoorbeeld in de bevoorradingsroute van een supermarkt.

Drempels en plateau’s

Regelgeving en richtlijnen

  • Ontwerp volgens CROW-publicatie 344 ‘Richtlijn drempels, plateau’s en uitritten’.

Maatvoering

  • Kies voor een drempel of plateau passend bij de maximum snelheid, het verkeer en de directe omgeving. Let op de onderling afwijkende taludmarkering tussen drempels en plateau’s en bij verschillende snelheden!
  • Kies waar mogelijk een drempel of plateau van 12 cm hoog. Op routes met veel vrachtverkeer, landbouwvoertuigen, bussen en op aanrijroutes voor hulpdiensten (drempels of) plateau’s toepassen van 8 cm hoog.

Materialen

  • Op erftoegangswegen met elementenverharding bestrate drempels met fundering van menggranulaat toepassen. Op hoofdontsluitingswegen drempels en plateau’s uitvoeren in asfalt.

Parkeren

Regelgeving en richtlijnen

  • Hanteer bij ontwerpen de parkeernormen uit de ‘Nota Parkeernormen Noordoostpolder 2016’.
    NB. Herziening van de Nota staat gepland in 2023/2024.
  • Ontwerp de parkeervoorzieningen volgens CROW publicatie 740 - ASVV 2021

Situering

  • Zorg voor optimale spreiding van parkeerplaatsen: maximaal 50m tot 100m loopafstand.
  • Bedrijven op bedrijventerreinen moeten op eigen terrein te parkeren.
  • Bij een gebiedsontsluitingsweg bij voorkeur geen parkeervoorzieningen.
  • Geen langsparkeren aan overzijde rijweg wanneer aan de andere kant haaks parkeren is.

Maatvoering

  • Let op: de diepte van haakse parkeervakken zijn vanaf de ASVV 2021 gewijzigd:
    • Parkeervak met overstek: 4,63 m
    • Parkeervak zonder overstek: 5,13 m.
  • Maak het parkeervak minimaal 2,50 m breed bij haaksparkeren, minimaal 2,00 m bij langsparkeren en minimaal 2,30 m bij verhoogd langsparkeren.
  • Bij haaksparkeren bij uitstulpingen van plantvakken of gras het vak 25 of 50 cm breder uitvoeren of uitstaptegels toepassen, 400x600x60 mm. Kleur tegel in overeenstemming met de kleur van de kantopsluiting.
  • Stem de principematen af op de tegel- of steenmaten.

Materialen

  • Maak duidelijk onderscheid in materialen en/of verband van de bestrating van parkeervakken, om te voorkomen dat auto’s parkeren op plaatsen die daar niet voor zijn bedoeld.
  • Zorg dat de gebruiker de verschillende verkeersfuncties duidelijk kan onderscheiden, bijvoorbeeld door kleur of patroonverschillen, in verband met juridische aansprakelijkheid. 

Trottoirs/voetpaden/achterpaden

Regelgeving en richtlijnen

  • Zorg voor een goede toegankelijkheid van de openbare ruimte volgens CROW-publicatie 337 'Richtlijn toegankelijkheid'. Zorg dat de inrichting is afgestemd op het gebruik door mensen met een visuele handicap en mensen die slecht ter been zijn.
  • Zorg voor natuurlijke gidslijnen zonder obstakels en met duidelijke begrenzingen voor visueel gehandicapten. Is dat niet mogelijk, breng dan in overleg met de wegbeheerder aanvullende gids- en attentielijnen aan (eventueel klanktegels). 
  • Mindervaliden moeten zonder problemen gebruik kunnen maken van de aanwezige openbare voorzieningen. Richt belangrijke looproutes daarom zoveel mogelijk obstakelvrij in. Op kruispunten moeten de trottoirs ter plaatse van oversteekpunten voorzien worden van rolstoelafritten.

Maatvoering

  • Stem de breedte van trottoirs en voetpaden af op de gebruikerseisen, zowel ondergronds als bovengronds.
  • De minimale breedte van een trottoir langs een rijweg is 1,80 m.
  • Bij trottoirs langs haakse parkeervakken, waarbij de auto oversteekt boven het trottoir is de minimale breedte van het trottoir 2,10 m.
  • Bij een oversteekplaats met een hoogteverschil worden trottoirafritten of verlaagde trottoirbanden aangebracht over een breedte van minimaal 1,20 m en met een helling van maximaal 1 : 10. Het hoogteverschil met de weg of goot is maximaal 0,02 m.

Materialen

  • Betontegels voor trottoirs zonder verkeersbelasting: 300x300x45 mm met klein facet.
  • Betontegels voor trottoirs met verkeersbelasting: zie onderdelen ‘Inritconstructies naar particulier terrein’ en ‘Uitritconstructies’.
  • Bij alle tegelverhardingen aan weerszijden langs de kantopsluiting een streklaag van hele betontegels 300x300 mm toepassen.
  • Mindervalidenopritten aanleggen met behulp van perronbanden, bij voorkeur van 0,90 m lang. Wanneer deze lengte niet leverbaar is bij het gekozen type trottoirband zijn perronbanden van 0,75 m toegestaan.
  • Kantopsluiting bij trottoirs zonder verkeer (naar particuliere inritten) minimaal: opsluitband 60x200 mm.
  • Kantopsluiting bij trottoirs met verkeer (naar particuliere inritten) minimaal opsluitband 100x200 mm.
  • Bij gebouwen met een particuliere laadvoorziening voor elektrische motorvoertuigen, waarbij een trottoir aanwezig is tussen de particuliere tuin en de parkeervoorziening gelden 2 opties:
    • Voorkeursvariant: de laadkabel wordt afgedekt met een daarvoor ontworpen kabelmat.
    • Op aanvraag (vergunningsplichtig!) kunnen kabelgoottegels worden aangelegd in het trottoir. Voor de voorwaarden en kosten wordt verwezen naar de afdeling vergunningen van de gemeente.

Fietspaden

Situering

  • Streef naar een ligging van fietspaden met voldoende sociale controle.

Maatvoering

  • Bij een fietsoversteekplaats met een middengeleider in de rijweg is de minimale breedte van de geleider 2,50 m.

Materialen

  • Fietspaden uitvoeren in beton, tenzij dit niet kan als gevolg van kabels of leidingen onder het fietspad of vanwege de beeldkwaliteit.
  • Bij situaties met kabels en leidingen kan in overleg met de kabel- en leidingbeheerders gebruik worden gemaakt van uitneembare betonplaten (bijvoorbeeld EasyPath platen).
  • Pas de volgende kleuren toe bij fietspaden:
    • Rood (asfalt) bij fietsoversteken waarbij de fietser voorrang heeft.
    • Grijs beton bij (vrijliggende) fietspaden. In overleg met de wegbeheerder kan worden gekozen voor rood beton vanuit verkeerskundig opzicht of vanwege beeldkwaliteit.
  • Gebruik bij fiets(suggestie)stroken binnen de bebouwde kom, rood asfalt (door-en-door, met zwarte bitumen) dan wel rode elementverharding met afwijkend textuur. Keuze asfaltmengsel ter goedkeuring van de wegbeheerder.
  • Plaats geen fysieke obstakels zoals paaltjes op fietspaden om oneigenlijk gebruik te voorkomen. Indien obstakels toch nodig zijn, dienen deze te voldoen aan de volgende randvoorwaarden:
    • Uitneembaar
    • Voorzien van reflectiemateriaal
    • Ingeleid door een markering
    • Sleutel afstemmen met toezichthouder/beheerder en hulpdiensten

Rotondes

Regelgeving en richtlijnen

  • Ontwerp volgens de laatste CROW publicaties zoals 126 ‘Eenheid in rotondes’, 126A ‘Fietsoversteken op rotondes’ en 315A ‘Basiskenmerken kruispunten en rotondes’.

Materialen

  • De rammelstrook op het middeneiland en de verkeersgeleiders uitvoeren in beton met creteprint met cobblestonemotief, kleur grijs.
  • Kantopsluiting van de buitenbocht en de verkeersgeleiders uitvoeren met trottoirbanden met RWS-profiel 110/220 mm met uitgewassen deklaag met witte steenslag en wit cement.

Bushaltes

Regelgeving en richtlijnen

  • Ontwerp volgens de laatste CROW-publicaties zoals publicatie 740 - ASVV 2021 ‘Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom’ en de CROW ‘Kennismodule Openbaar Vervoer’.

Materialen

  • Bushaltes uitvoeren in beton.
  • Rijwegen op busroutes uitvoeren met een fundering van menggranulaat